de ontwerpstijl van jac de kok

Het werk van Jac de Kok wordt wel getypeerd als behorende bij de Zwitserse constructivistische school; sober, zonder opsmuk en terughoudend. Ondanks de grote variëteit aan onderwerpen en typen publicaties is er duidelijk sprake van een herkenbare eigen stijl, die inderdaad sterke verwantschap vertoont met de constructivistische ontwerptraditie. Informatie in woord en beeld wordt uiterst zorgvuldig op het platte vlak en in de ruimte gesitueerd en georganiseerd. De typografie en beeldopbouw zijn hiërarchisch, eenduidig, analytisch en staan volledig ten dienste van de inhoud die aan de orde worden gesteld. Voor de kijker en beschouwer biedt dat een direct zicht op de boodschap die wordt overgebracht. Er is niets wat daarbij hindert. Er wordt rechtstreeks toegang verschaft tot de informatie door een heldere structurering waarin geen enkele tegenstrijdigheid valt waar te nemen. Vorm en inhoud vormen steeds een op elkaar betrokken eenheid.

De basis voor de ontwerpstijl die Jac de Kok hanteert, is zeker gelegd tijdens zijn opleiding aan de Academie St. Joost Breda. Bij zijn afstuderen werd hij voorgedragen voor de St. Joost penning 1975 en studeerde cum laude af. Uit die periode dateren de oefeningen typografische vormgeving, waarover later in 1986 een documentaire uitgave is samengesteld door Wim Crouwel. In de inleiding van deze publicatie verhaalt Jan Begeer van het fundamenteel methodische karakter van het onderwijs in het vak typografische vormgeving. Begrip en liefde voor de typografie worden met strijd verworven. En verder wordt onder het hoofdstuk ‘Typografische stijlen’ zonder meer de voorwaarde gesteld dat een typografisch ontwerper de geschiedenis van zijn vak moet kennen. Het is een wijze van benaderen die, als je na de bulk van grafische opgeleukte ontwerpen van de dag van vandaag kijkt, weinig meer in tel lijkt te zijn.

In dezelfde typografische oefeningen wordt een sterk accent gelegd op het leren opbouwen en hanteren van een grid als onderliggende drager van het uiteindelijke ontwerp. In de publicatie ‘Baer Cornet, grafisch ontwerper’, bij gelegenheid van de gelijknamige tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum Maastricht ( 1977), zijn alle getoonde ontwerpen (1/5e ware grootte) in een doorlopend grid geplaatst. Dat maakt eens te meer duidelijk dat de organisatie van tekst en beeld gediend is met deze strenge benadering van het vlak. Ook Jac de Kok bouwt zijn (ontwerp)grid steeds op een intelligente manier op, als gestructureerde grondslag voor het positioneren en formatteren van typografie en afbeelding.

In een tijd dat het predikaat ‘nieuw’ of ‘jong talent’ dominant is in het debat over de positie en inbreng van autonome kunst en (toegepast) ontwerp lijkt de habitus van Jac de Kok als ontwerper passé. Kwade geesten kunnen zijn aanpak bestempelen als vorm van epigonisme. Maar niets is minder waar. Indachtig het adagium ‘ken de geschiedenis van je vakgebied’ bouwt Jac de Kok voort op de verworvenheden daarvan. De experimenten op het gebied van typografie en beeldgebruik in de traditie van het constructivisme, suprematisme, de stijl, bauhaus en dada door de avant-garde kunstenaars en ontwerpers, vormen een duurzame bron van inspiratie voor het hedendaagse ontwerp. Het is zonder meer bijzonder dat ook bij de omslag van het analoge ontwerp naar het digitale ontwerp door Jac de Kok steeds weer opnieuw een zinvolle verbinding tussen deze twee werelden gelegd wordt. Hij is een bruggenbouwer tussen analoog en digitaal ontwerp, tussen beproefde ontwerpmethodes die steunen op het verleden en de inhouden van dit moment.

Zijn structurerende vermogen zet hij in om de ingetogen doch dynamische verhouding tussen woord en beeld te optimaliseren in dienst van de boodschap die moet worden overgedragen. Net zoals in de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland hanteert Jac de Kok daarbij een benadering in lagen. Bij het merendeel van zijn ontwerpen valt op dat er steeds sprake is van een zekere ruimtelijke werking. En wel zodanig dat deze ruimtelijkheid mede bepalend is voor de onderlinge verhouding tussen typografie en beeld. Ook in die gevallen dat typografie en beeld vrijwel samenvallen in het vlak. Misschien is die onmiskenbare aanwezigheid van ruimte wel het meest eigene aan de ontwerpen van Jac de Kok. Bij de boekontwerpen en ontwerpen voor bijzondere publicaties springt het objectmatige karakter in het oog, gearticuleerd door afgewogen maatvoering, sober materiaalgebruik, bindwijze en afwerking. Zijn stijl is die van een constructieve beeldhouwer met grafische middelen zoals die bijvoorbeeld, zij het op andere wijze, in de serie ‘Proun’ (ca. 1920) van El Lisstzky waarneembaar is.

geestverwantschap

Het is altijd een heikele onderneming om geestverwantschap te duiden. Een begrip als de ‘Tilburgse School’ kent zo zijn begrenzingen. Maar toch, in de omgeving van Jac de Kok acteren verscheidene kunstenaars, architecten en ontwerpers, die zich onmiskenbaar laten inspireren door de avant-gardistische constructivistische traditie. Binnen de kring van opdrachtgevers, die tevens zelf ontwerper, architect of beeldend kunstenaar zijn, is dat evident aanwezig. Uit het oeuvre van de architect Jacq. de Brouwer spreekt een ontwerphouding die sterk verwant is met de houding die Jac de Kok tentoonspreidt in zijn ontwerpen. Jac de Kok definieert dat als geestverwantschap. De door beiden gehanteerde beweging is dwingend maar summier; soberheid, ingetogenheid en het consequent toepassen van terughoudende stijlmiddelen en keuze van hoogwaardige non-glossy materialen bepalen het karakter. Het volkomen samenvallen van inhoud en vorm levert een symmetrisch beeld op, een perfecte balans. Lokaal geworteld, begeven ze zich beiden op het wereldpodium van het ontwerpen.

Jan Doms